In deze aflevering staan drie componisten centraal uit verschillende tijdvakken. Twee uit de Franse en één uit de Italiaanse orgelcultuur. Dat zijn François Couperin (1668-1733) (afbeelding midden), een van de meest vooraanstaande barokcomponisten van zijn tijd en de ander is een tijdgenoot, Louis Marchand (1696-1732) (afbeelding boven), een die als virtuoos bekend stond en op tal van plaatsen kerkorganist was. Hij kreeg zelfs een officiële koninklijke goedkeuring.
De derde hoofdpersoon is Amilcare Ponchielli (1834-1886). Hij verdiende de kost als gewoon kerkorganist maar geniet vooral bekendheid vanwege de vele opera's die hij schreef. Ook componeerde hij muziek die wij tegenwoordig zouden associëren met die van het theaterorgel. Alleen, dat kan niet in de tijd, omdat het theaterorgel pas vijftig jaar later werd gefabriceerd om daarna zijn weg te vinden in de amusementssector.
Francois Couperin
Couperin is het belangrijkste en bekendste lid van de zogeheten 'Couperin componistendynastie'. Zijn bijnaam was 'Le Grand' en naast zijn orgelmuziek wordt hij alom geroemd om zijn klavecimbelmuziek. Die wordt gekenmerkt door een sterk idiomatisch karakter, zowel voor wat betreft de zeer persoonlijke stijl als voor de nauwe verbintenis ervan met de eigenschappen van het instrument. Naast zijn klavecimbelmuziek schrijft Couperin orgelmuziek, religieuze en wereldlijke vocale muziek en kamermuziek. Zijn theoretische werk, 'De kunst het klavecimbel te bespelen', is van onschatbare waarde, omdat het rijk is aan informatie over de uitvoeringspraxis van klaviermuziek uit de barok en die van de Franse in het bijzonder. Couperin is niet de componist van grootse muziek-architectonische constructies zoals Bachs Kunst der Fuge of Beethovens Hammerklavier-sonate, maar de grootmeester van de muzikale vondst op de vierkante centimeter, een miniaturist, die in staat is binnen een betrekkelijk kort muzikaal bestek een sfeer neer te zetten die zijn gelijke niet heeft.
Louis Marchand
Het karakter van Marchand is bepaald temperamentvol en zijn persoonlijkheid heeft een arrogante uitstraling. Zijn leven staat dan ook bol van de schandalen die uitgebreid publiekelijk over de tong gaan tijdens zijn leven maar ook na zijn dood. Ondanks dat hij zo beroemd is, zijn maar weinig van zijn werken tot op de dag van vandaag overeind gebleven. En de paar die dat zijn, dateren allemaal uit zijn jonge jaren. Dat neemt niet weg dat met name een aantal orgelwerken zoals 'Grand dialogue' en 'Fond d'orgue' zijn gelauwerd als klassieke orgelwerken van de Franse school.
Amilcare Ponchielli
Ponchielli wordt al op negenjarige leeftijd toegelaten voor de studie aan het bekende Milanese Conservatorio Giuseppe Verdi (Milaan), waar hij in 1854 met succes afstudeert. Aansluitend wordt hij eerst organist aan de St. Hilarius-kerk in Cremona en werkt hij als Maestro sostituto (tweede kapelmeester) aan het Teatro della Concordia. In 1880 benoemt men hem tot professor voor compositie aan het conservatorium van Milaan. Daar worden ook de meeste van zijn tien opera's uitgevoerd. De allegorische balletscène uit de 4e akte, de 'Dans der uren', weet zelfs 'wensconcert-populariteit' te verwerven.