In deze uitzending aandacht voor een unieke uitgave over 'Orgelbouw na 1945 in Friese kerken'. Er zijn in die periode tot nu toe niet minder dan 120 nieuwe orgels gebouwd en ook nog eens 26 orgels uit die periode van uit andere kerken buiten Friesland hier terecht gekomen. Bij dat boek zit ook een cd met opnamen van een achttal van die orgels en die zijn in deze Orgelpuntaflevering dus te horen. Het verscheen ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van Stichting Organum Frisicum, dat zich inzet voor het gebruiken van kerkorgels in Fryslân.
'Orgelbewegung'
De orgelbouw heeft voor en na de oorlog een flinke ontwikkeling doorgemaakt. Er ontstond de ‘Orgelbewegung’, die meer aandacht vroeg voor barokke klanken en voor mechanische orgels, zodat ook oude muziek weer probleemloos gespeeld kon worden. Vanuit Denemarken met bouwers als Marcussen en Frobenius begon het. De jonge Dirk Andries Flentrop (foto onder) ging bij hen in de leer. Denk maar aan het Flentrop orgel uit 1958 (foto midden) van de voormalige Gereformeerde Vijverwegkerk van Bloemendaal, dat uit die school stamt. Een ander voorbeeld is het orgel van Mense Ruiter. Die bouwde in 1960 in de kerk ‘Nieuw perspectief’ van Hurdegaryp een tweeklaviers neobarok orgel met pedaal. Daarna was er In de jaren ’60 een ware explosie van orgelbouw. Steden en dorpen breiden uit, nieuwe kerken werden gebouwd en evenzoveel orgels waren nodig. Veel van die orgels hadden een hoofdwerk, een al dan niet bescheiden borstwerk en een paar pedaalregisters. En het ging daarbij om orgels met al dan niet versierde kasten en geen open fronten. Scherpe mixturen en regalen waren bijna standaard. Bijna alle orgelbouwers volgden die lijn.
Voorbij de neobarok
In de loop van de jaren werd het neobarokke wat losgelaten en lukte het steeds beter om de klank van allerlei historische orgels te benaderen in de nieuwbouw. Ze gingen steeds beter begrijpen hoe het er vroeger toeging, door alle onderdelen nauwgezet te bestuderen. De restauratie van historische orgels leverde ook veel gegevens op, waar nieuwbouw weer van kon profiteren. Hoe verder in de tijd, hoe meer de nadruk op barok en neobarok werd losgelaten. Ook 19e-eeuwse orgels bleken hun eigen charme en klankconcept te hebben, die evenzeer werden gewaardeerd. Zelfs orgels uit de jaren ’50 en ’60 werden later soms al wat aangepast, bijvoorbeeld door de scherpe klank wat te verzachten en registers van borstwerk naar hoofdwerk te verplaatsen en omgekeerd.
In deze uitzending zijn de volgende stukken te horen:
* Theo Jellema: Allein Gott in der Höh’sei Ehr, van J.S. Bach;
* Theo Jellema: Von Got twill Ich nicht lassen, van Johann Ludwig Krebs;
* Johan Beeftink: Partita ‘Christe qui lux es et dies’;
* Theo Jellema: orgelkoraal Psalm 138;
* Theo Jellema: Prélude over de melodie ‘O Heer blijf toch niet vragen’;
* Jan Jongepier: Partita ‘Erschienen ist der herrliche Tag’;
* Gerrit Stulp: Drie psalmen voor orgel;
* Piet Post: Partita over psalm 87;
* Piet Post: Canonische variaties over ‘Als God, mijn God maar voor mij is’;
* Johan Koers: Verbum supernum prodiens.